Go back

Fajar Baru: Op ontdekking in een boeiend land

Tekst en foto: Valy Van de Merlen

Community Manager Valy Van de Merlen bezocht, samen met een groep bestuursleden en sympathisanten van Fajar Baru, in Jakarta het opvangtehuis Fajar Baru. Dit is één van de projecten waar W-B Community zich sinds enkele jaren achter schaart. Onze Community Manager bekeek er samen met Koen Vondenbusch, voorzitter van vzw Fajar Baru België, waarvoor de fondsen die Waasland-Beveren mee hielp te verwerven, ter plaatse ingezet worden. Dit kon u reeds nalezen in onze vorige reportages. Om het land en de verschillende culturen van de kinderen te ontdekken reisde hij, samen met de groep door naar de eilanden Sulawesi en Bali.

De eerste dag op het eiland Sulawesi was meteen een dag om niet te vergeten. Onderweg naar het hotel in Makassar stopten we aan een Prauwenhaven in Paotere met Phinisiboten. Het zal u waarschijnlijk weinig zeggen, maar een Phinisiboot is een typisch Indonesisch houten schip voor het vervoer van goederen en soms ook mensen tussen de vele Indonesische eilanden. De paalwoningen rond de haven springen meteen in het oog. Mensen leven op of rond het water, bijna zwemmend tussen het vuil. Voor de eerste maal merken we dat kinderen vragen om een aalmoes.

De volgende dag halten we bij Fort Rotterdam, een versterkte Nederlandse nederzetting. In de 18e eeuw konden schepen, vaak onderweg naar de Molukken, hier aanleggen om te pauzeren en voedsel op te slaan. Indonesië was jarenlang een wingewest van de VOC, Verenigde Oost-indische Compagnie. Nadien, van 1817 tot 1945, was het een kolonie van Nederland. De Nederlandse invloeden zijn echter vrijwel verdwenen, maar af en toe kom je een Nederlands woord tegen. Woorden zoals ‘asbak’, ‘bel’ of ‘knalpot’ hoeven zeker geen vertaling, andere woorden zoals ‘rekening’ of ‘bushalte’ zijn zelfs volledig dezelfde.

We zetten ons tocht verder via Bira en Palopo, twee kuststadjes althans naar Indonesische normen,  richting Torajaland. De Toraja’s zijn een bergvolk met eigen taal en gewoontes die pas in de jaren zeventig ontdekt werden door buitenlandse toeristen.

Voor we Toraja bereiken stoppen we bij Sengkang aan het Tempe-meer. Dit meer wordt gevoed door verschillende rivieren. In de natte tijd kan het meer zelfs tot 35 keer groter zijn dan in droge tijd. Van april tot oktober is het droge seizoen (musim kemarau), maar dit jaar was het meer door overvloedige regenval groter dan in natte seizoen (misum hujan). Je merkt dat klimaatverandering overal ter wereld zijn impact heeft.

In deze streek leven de Boeginezen. Deze groep onderscheid zich nauwelijks van Makassaren, noch in taal, noch in uiterlijk maar hebben wel een eigen schrift. Ook speciaal zijn hun specifieke paalwoningen gebouwd rond het meer en de rivieren. Tijdens een boottochtje maken we halt bij een drijfwoning, hier krijgen we een typisch Boeginese maaltijd voorgeschoteld: Pisang Goreng. Het is echter geen groene likeur, maar een gefrituurde banaan. Super heerlijk!

De volgende dag bereiken we eindelijk ons einddoel op Sulawesi: Torajaland. Hun speciale woningen met bootvormige daken en hun kleurrijke rituele leven vallen meteen op. De Toraja’s zijn in tegenstelling tot de Javanen en de meeste Indonesiërs, christelijk. Enkel een heel klein deeltje is Islamiet. Al waren Torajanen van oorsprong  Anemisten. Nu resten er nog maar kleine groepen die de ‘Alukto Dolo’, de godsdienst van vroeger belijden.

De Toraja’s hebben heel wat oude gewoontes en tradities. Één ervan is het dodenfeest. We hebben het geluk een dodenfeest te mogen bijwonen, op uitnodiging van een Toraja-familie. Buffels en varkens worden ritueel geslacht. Het aantal buffels hangt af van de rijkdom van de overledene. Ze geloven dat je dingen kunt meenemen in de dood, en daarom worden doden goed geëquipeerd begraven. Doordat grafplunderingen vaak voorkwamen hebben ze hun doden op rotswanden beginnen te begraven. Voor de inwoners van Toraja is dit normaal in hun cultuur, voor ons allerminst.

Wat me nog is bijgebleven in Torajaland is het bezoek aan het melaatsendorp bij Rantepao. Hier krijgen melaatsen speciale verzorging in een rustige, ruime en vreedzame omgeving. Om inkomsten te verwerven voor zorg en noden maken ze mooie authentieke Toraja-attributen. Uiteraard konden we het niet nalaten hen te steunen. Hun dankbaarheid was hartverwarmend.

Wie Indonesië of een ander Aziatisch land reeds bezocht heeft weet dat rijstvelden overal in het land te bespeuren zijn. Rijst is dan ook de belangrijkste voedingsbron voor Indonesië. Men eet zowel ’s morgens, ’s middags als ’s avonds rijst.  Elk jaar wordt er 40 miljoen ton rijst geproduceerd om 260 miljoen Indonesiërs te bevoorraden, dit komt neer op 140 kg rijst per Indonesiër per jaar. Waanzinnig veel dus! Voor mezelf en m’n medereizigers werd het eerlijk gezegd soms wel wat teveel van het goede. Rijstvelden zijn dan ook, naast bamboewouden, vaakst het decor van onze trip. Prachtig om zien!

Wie Indonesië zegt, zegt ook Bali. Ik keek dan ook met belangstelling uit naar een bezoek aan dit eiland. Doch was het slechts een blitsbezoek want we verbleven maar één volledige dag op het eiland. Dit belette ons niet om enkele impressies op te doen hoe Balinezen leven en waar ze in geloven. De Balinese bevolking bestaat voor 90% uit hindoes, 10% is katholiek of moslim. Bali wordt vaak het eiland van de goden genoemd. Je vindt er dan ook heel wat hindoe-tempels, eigenlijk overal.. op elke hoek van elke straat. Fascinerend hoe ze meerdere malen per dag offers brengen aan hun goden.

Wat is me bijgebleven aan het bezoek aan Indonesië?

Indonesië is een groot land met verschillende invloeden, geloven en culturen. Moslims, katholieken, en hindoes leven samen in één groot land, van oudsher, al zal het grootste deel altijd wel bestaan uit Islamieten. Dat het soms zijn nadelen heeft hebben we helaas mogen ondervinden met ons project in Bekasi.

Wat me ook is bijgebleven is de warmhartigheid van Indonesische families, eender welk geloof, cultuur of achtergrond ze hebben. Ik denk dan aan de uitnodiging bij de familie van onze plaatselijke gids, Petrus, in Toraja. Of bij de familie van Hamid. Een Islamitische jongen, die zijn studies afmaakte in België en bij onze gids Ward logeerde.  Kortom, Indonesiërs doen er alles aan om ons een warm welkom te heten.

Het waren twee zéér interessante weken en ik refereer graag terug naar de eerste week van het project in Jakarta en het bezoek aan Fajar Baru. Mede dankzij de steun van onze supporters kunnen we de kinderen helpen een warme thuis te geven en kunnen ze zich ontplooien en ontwikkelen in hun verdere leven.

Terima kasih Waasland-Beveren!